Shinkyokushin karate

Shinkyokushin Karate

Shin Kyokushinkai wil zeggen: het nieuwe Kyokushinkai, dit is toegevoegd om aan te geven dat het een nieuwe bond is (WKO), op democratische leest geschoeid. De stijl zelf is echter hetzelfde als Kyokushinkai, nee, het is Kyokushin!

Het karate-do (‘kara’ = leeg, ‘te’ = hand, ‘do’ = ‘de weg’, dus ‘karate-do’ = de weg van de lege hand) is een verdedigingssport waarbij alleen gebruik gemaakt wordt van de lichaamseigen wapens zoals handen (stoten) en voeten (trappen). Het Shin kyokushin karate dat in het Budocentrum beoefend wordt, staat bekend als de ‘sterkste karate’ vanwege de methode in het wedstrijdvechten, die is gebaseerd op het ‘full contact’ principe.

Karate

Bekijk hier Chiel van Vliet Shihan tijdens het interview met RTV Slingeland

Geschiedenis
De vroegste herkomst van het karate is niet geheel duidelijk vanwege een gebrek aan documentatie. In het begin van de 20e eeuw werd een voorloper van karate vanaf het eiland Okinawa naar het vasteland van Japan gebracht door verscheidene leraren. De bekendste hiervan is Funakoshi Gichin (1868-1957). Aangezien Okinawa verschillende culturele invloeden heeft gekend, is niet te zeggen dat karate specifiek Okinawaanse, Chinese of Japanse wortels heeft. Karate werd door het leger en scholen ingevoerd als een vorm van lichamelijke en geestelijke opvoeding. Net zoals Jigoro Kano, de grondlegger van het Judo, schreef Funakoshi Gichin over de techniek en filosofie van zijn stijl, stelde de lessen open voor vrouwen en kinderen en het voerde hij het bandensysteem in. Hij voegde ook het suffix do toe, ‘de weg’, net als bij Judo, wat aangeeft dat het niet slechts het aanleren van vechttechnieken betreft (jutsu), maar ook een levenshouding en mentale ontwikkeling.
Na de Tweede Wereldoorlog werd karate-do in het Westen geintroduceerd, veelal via het Amerikaanse leger dat in Japan was gestationeerd. Waar Funakoshi in feite karate-do moderniseerde, was er gelijktijdig in Japan een ontwikkeling gaande die zocht naar de Japanse ‘roots’ en werden karate en andere vechtsporten een voorbeeld van Japanse traditie en de vechtmentaliteit van de samurai. Karate wordt heden ten dage in verband gebracht met zenboeddhisme. Ten dele zijn hiervan ideeen terug te vinden, maar ook Confucianistische (de hiërarchie) en Taoistische (bijvoorbeeld het idee van ‘de weg’) opvattingen spelen een rol. Gedeeltelijk is karate dus ontstaan uit vechtsystemen die van meester op leerling zijn doorgegeven, maar in de moderne tijd zijn er ook veel elementen aan toegevoegd.
Karate werd in het Westen heel populair door de massamedia. Ook werd het meer een ‘sport’ zoals wij dat kennen, met puntensystemen en vaste regels voor toernooien. Vanaf de jaren ’80 zijn ook steeds meer Japanse teksten over karate en budo (‘de weg van de krijger’, vooral in verband gebracht met vechtsporten) of bushido (bekend als de erecode van de samurai) vertaald.

Masutatsu Oyama
De stichter van Kyokushinkai Karate, Masutatsu Oyama, is geboren in 1923 nabij Seoel in Zuid-Korea. Zowel in Korea als in Japan heeft hij verschillende vechtsystemen geleerd en hij trainde karate bij onder andere Funakoshi Gichin. Hij trok zich tot twee keer toe lange tijd in eenzaamheid terug in de bergen, waar hij trainde en mediteerde. Dat deze harde en meedogenloze training effectief was, bleek wel uit zijn vele overwinningen binnen en buiten Japan na zijn terugkeer in de bewoonde wereld. Na de vele succestochten, waarbij hij zijn kunde demonstreerde, werden over de hele wereld scholen geopend. In Japan en Korea is Oyama een volksheld en er zijn een aantal films, boeken en manga (strips) over zijn leven verschenen. Oyama zelf heeft ook uitgebreid over zijn eigen stijl, Kyokushinkai karate geschreven, maar dit is slechts gedeeltelijk vertaald naar het Engels. Oyama’s doorzettingsvermogen en visie is voor veel karateka een voorbeeld.
In Nederland werd Kyokushinkai karate in 1961 geïntroduceerd. Na Oyama’s dood op 26 april 1994 zijn er verschillende internationale bonden ontstaan (IKO, International Karate Organisation). Het Budocentrum is aangesloten bij de NSKO (Nederlandse Shin Kyokushin Organisatie), onder leiding van Koen Scharrenberg. De NSKO behoort tot de internationale bond WKO (voorheen IKO2), onder leiding van Kenji Midori.

Kyoku, betekent ‘uiterste, extreem’
Shin, betekent ‘waarheid’
Kai, ‘samenwerkingsverband, organisatie’

Shin Kyokushinkai wil zeggen: het nieuwe Kyokushinkai, dit is toegevoegd om aan te geven dat het een nieuwe bond is (WKO), op democratische leest geschoeid. De stijl zelf is echter hetzelfde als Kyokushinkai, nee, het is Kyokushin.

Meer informatie kunt u vinden op de website van de NSKO.

Terminologie

Uitspraak
‘y’ als in ‘jaar’
‘j’ als in het Engelse ‘joke’
‘u’ als in ‘Ruud’

Osu – veelgebruikte groet en een bevestigend antwoord
mokuso – meditatie
yame – stop
hajime – beginnen
shihan – grootmeester
sensei – leraar
senpai – iemand die hoger gegradueerd is dan jijzelf
kohai – iemand die lager gegradueerd is dan jijzelf
shihan/sensei/senpai ni rei – buig voor de shihan/sensei/senpai
wakatta? – heb je het begrepen?
mawatte – keer om
obi – band
karategi – karatekleding
kanji – Chinees/Japans ‘karakter’
tatami – mat
dojo – trainingsruimte
kamaete – letterlijk: ‘val aan’ / neem de gevechtshouding aan
kumite – gevecht/sparren
tameshiwari – breektest

De belangrijkste technieken:
Trappen (‘geri’)
mae-geri – voorwaartse trap
yoko-geri – zijwaartse trap
ushiro-geri – achterwaardse trap
hiza-geri – knie trap / ‘knietje’
gin-geri – trap naar het kruis
mae/uchi/soto keage – zwaaitrap waarbij je met de hak raakt

Weringen (‘uke’)
uchi-uke – wering van binnen naar buiten (‘uchi’ betekent ‘binnen’)
soto-uke – wering van buiten naar binnen (‘soto’ betekent ‘buiten’)
jodan-uke – hoge wering
gedan-barai – lage wering
shuto mawashi uke – ronde wering met de open hand (lastig uit te leggen, vraag maar aan een senpai)
uchi mawashi uke – van binnen naar buiten (en weer terug) ronddraaiende wering (molenwiek)

Stoten (‘tsuki’)
jodan tsuki – hoge stoot
chudan tsuki – midden stoot
gedan tsuki – lage stoot
jodan/chudan/gedan kan ook toegevoegd worden aan trappen om de hoogte aan te geven.

Standen (‘dachi’) en de kata waar ze als eerste in voor komen:
fudo dachi – ‘stevige’ stand (schouderbreedte, voeten naast elkaar) (1e taikyoku kata, opening van alle kata’s)
zenkutsu dachi – ‘naar voren gebogen’ stand (dat voorste knietje dus) (1e taikyoku kata)
koukutsu dachi – ‘naar achter leunende’ stand (defensieve stand) (3e taikyoku kata)
tsuru ashi dachi – kraanvogelstand (2e pinan)
sanchin dachi – stand waarbij de knieen naar elkaar gebogen zijn (sanchin kata)
kiba dachi – paardrij stand (3e pinan)
neko ashi dachi – kattenpoot stand (4e pinan)

Overige technieken:
hiji – elleboog-techniek
uraken – zweepslag-techniek met de vuist (‘ura’ is ‘achterkant’ en ‘ken’ is ‘vuist’)
nukite – vingersteek
shuto – ‘zwaardhand’ / met de open hand